Als u deze werkwijze gebruikt kan u op een goed gekalibreerd beeldscherm op voorhand zien hoe uw document of ontwerp uit de printer zal komen.
Als u zelf afdrukt is het gebruik van CMYK (of omzetten naar CMYK) niet meer nodig.
U kan werken met eender welke RGB (sRGB, Adobe RGB, Prophoto RGB), CMYK of zelfs Lab kleuren.
Ga naar “Weergave” en kies de optie “Instellen proef” en daarna de optie “Aangepast…”.
In het venster dat dan opent kiest u naast
“Te simuleren apparaat” uw eigen printerprofiel voor het papier waarop u gaat afdrukken..
Let op! “RGB nummers behouden” MOET uitgevinkt worden!!!
Voor papieren met veel optische witmakers is het soms handig om het vinkje naast “Papierkleur simuleren” aan te zetten. “Zwarte inkt simuleren” wordt automatisch mee aangevinkt.
Voor matte fine-art papieren is het soms handig om het vinkje naast “Zwarte inkt simuleren” aan te zetten.
Klik “OK” als de instellingen voldoen aan uw wensen, vanaf dan zal op uw beeldscherm getoond worden hoe uw document of ontwerp op de printer zal afgedrukt worden.
!RGB nummers behouden kan uw kleuren heel erg veranderen!
Relatief Colorimetrisch geeft de kleinste kleurverandering,
U hoeft uw ontwerp niet om te zetten naar het eigen printerprofiel, deze omzetting gebeurt automatisch bij het afdrukken.
Ga naar “Bestand” en kies de optie “Afdrukken” of gebruik de sneltoets “Ctrl + P” op Windows of “CMD + P” op Mac.
Alle instellingen zoals het papierformaat en de schaling kan u doen voor u naar het kleurbeheer gaat.
Ga naar het onderdeel “Kleurbeheer”
Kies eerst de juiste printer.
Kies naast “Kleurverwerking” de optie “Kleuren door InDesign laten bepalen”.
Kies naast “Printerprofiel” het eigen printerprofiel dat overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
!!! RGB nummers behouden MOET uitgevinkt worden!!!
Klik dan onderaan op “Printer…” (rechts van “Pagina-instelling…”
Als u een waarschuwingsvenster krijgt, klikt u op “Doorgaan”.
Op Mac zijn alle printerinstellingen hetzelfde, ongeacht de printer.
Kies het onderdeel “Kleurevenaring”.
De onderdelen “Colorsync” en “Epson (of Canon of…) Kleurcontrole” zullen niet grijs staan. Let er gewoon op dat u altijd de kleurcontrole van het printermerk aanvinkt.
Kies het onderdeel “Printerinstellingen” en het tabblad “Standaard”.
Kies naast “Pagina-instelling” en “Afdrukmateriaal” het papier dat het beste overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
Het onderdelen “Inkt” zal meestal grijs staan.
De optie “16 bits/kanaal” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
Bij het onderdeel “Kleurinstellingen” MOET u de optie “Uit (Geen kleuraanpassing)” of een overeenkomende instelling kiezen.
Kies de gewenste afdrukkwaliteit of resolutie.
De optie “Hoge snelheid” mag aangevinkt staan, u zet deze enkel uit als het papier niet snel genoeg droogt, om te vermijden dat natte inkt over het papier gesleept wordt.
Als u deze instelling nog niet had opgeslagen toen u de testkaart heeft afgedrukt, dan kan u ze best nu opslaan. Zo kan u later dezelfde instellingen hergebruiken wanneer u op hetzelfde papier afdrukt.
Kies naast “Instellingen” de optie “Bewaar huidige instellingen als voorinstelling…”
Geef de instelling een duidelijk herkenbare naam en klik dan op “Opslaan”.
Als alle instellingen in orde zijn klikt u op “Druk af”.
U komt dan terug in het afdrukvenster van InDesign.
Controleer nog eens goed de instellingen die u daar nodig heeft en klik dan op “Afdrukken”.
Als u deze werkwijze gebruikt kan u op een goed gekalibreerd beeldscherm op voorhand zien hoe uw document of ontwerp uit de printer zal komen.
Ga naar de module “Ontwikkelen”.
Vink links onderaan de foto de optie “Elektronische proef” aan.
Rechts boven in de kolom Gereedschappen net onder het histogram kiest u naast “Profiel” het printerprofiel dat overeenkomt met de papiersoort waarop u gaat afdrukken.
Klik op de optie “Relatief”.
Relatief Colorimetrisch geeft de kleinste kleurverandering,
Voor papieren met veel optische witmakers, of voor matte papieren is het soms handig om het vinkje naast “Papier en inkt simuleren” aan te zetten.
Vanaf dan zal op uw beeldscherm getoond worden hoe uw foto op de printer zal afgedrukt worden.
Als uw profiel niet beschikbaar is in de lijst, klikt u op “Overige”.
In de lijst die dan verschijnt in een nieuw venster, zet u het vinkje aan bij het profiel (of de profielen) dat (of die) u nodig heeft.
Klik het vinkje uit bij alle profielen die niet nodig zijn, om de lijst zo kort mogelijk te houden.
Klik dan op “OK” en kies in de lijst naast “Profiel” het juiste profiel.
LET OP! Wanneer u nu verdere bewerkingen wil uitvoeren, wordt er gevraagd of u een “Proefexemplaar” wil maken. In dat geval worden de nieuwe aanpassingen niet op het origineel uitgevoerd.
Maar het kleurbereik wordt ook kleiner, waardoor aanpassingen beeldfouten kunnen veroorzaken zoals “Banding” of “Posterizing”.
Wil u dat vermijden, dan kan u beter de optie “Elektronische proef” terug uitvinken zodat u terug over de grootst mogelijke kleurruimte beschikt.
U kan dan die optie terug aanzetten vlak voor het afdrukken, om te zien hoe de foto uit de printer zal komen.
In het waarschuwingsvenster kiest u de optie die voor u het meest geschikt is.
Ga naar de module “Afdrukken”.
Om de juiste printer en het juiste paginaformaat te kiezen klikt u eerst in de linkerkolom op de knop “Pagina-instelling”
Als de instellingen in orde zijn klikt u op “OK”
In het laatste gereedschap in de gereedschapskolom, opent u het gereedschap “Afdruktaak”.
Kiest naast “Afdrukken naar:” de optie “Printer”.
U mag de “Afdrukresolutie” aanpassen aan de printer, maar meestal is 240 ppi ruim voldoende voor alle printers.
Het “Verscherpen” stelt u naar eigen voorkeur in.
De optie “16 bits uitvoer” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
In het onderdeel “Kleurbeheer” kiest u naast “Profiel” het printerprofiel dat overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
Als u dat profiel al zichtbaar had gemaakt in de elektronische proef, staat het ook nu al in de lijst.
Is dat niet het gave, dan klikt u op de naam van het profiel en kiest u in de lijst de optie “Overige”. Daarna kan u in de keuzelijst het profiel dat u nodig heeft aanvinken. (zie ook bovenaan bij “Elektronische proef”.
Als uw profiel gekozen is en zichtbaar is, klikt u op “Relatief”.
Relatief Colorimetrisch geeft de kleinste kleurverandering,
Als uw beeldscherm goed gekalibreerd is, hoeft u geen “Afdrukaanpassing” uit te voeren.
Om voorspelbaarheid te bekomen, moet u alle nodige aanpassingen op de foto uitvoeren en niet in de afdruk!
Als alle instellingen in orde zijn, klikt u op de knop “Printer”, onderaan rechts in de Gereedschapskolom
Op Mac zijn alle printerinstellingen hetzelfde, ongeacht de printer.
Kies het onderdeel “Kleurevenaring”.
De onderdelen “Colorsync” en “Epson (of Canon of…) Kleurcontrole” moeten grijs staan. Is dat niet het geval, dan moet u terugkeren naar Lightroom en daar eerst controleren of u een printerprofiel heeft gekozen in plaats van de optie “Beheerd door printer”.
Kies het onderdeel “Printerinstellingen” en het tabblad “Standaard”.
Kies naast “Pagina-instelling” en “Afdrukmateriaal” het papier dat het beste overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
Het onderdelen “Inkt” zal meestal grijs staan.
De opties “Kleur” en “Kleurinstellingen” moeten grijs staan.
De optie “16 bits/kanaal” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
Kies de gewenste afdrukkwaliteit of resolutie.
De optie “Hoge snelheid” mag aangevinkt staan, u zet deze enkel uit als het papier niet snel genoeg droogt, om te vermijden dat natte inkt over het papier gesleept wordt.
De optie “Haarscherp” zorgt ervoor dat ook teksten goed afgedrukt worden.
Als u deze instellingen nog niet had opgeslagen toen u de testkaart heeft afgedrukt, dan kan u ze best nu opslaan.
Zo kan u later dezelfde instellingen hergebruiken wanneer u op hetzelfde papier afdrukt.
Kies naast “Instellingen” de optie “Bewaar huidige instellingen als voorinstelling…”
Geef de voorinstelling een duidelijk herkenbare naam en klik dan op “OK”.
Als alle instellingen in orde zijn klikt u op “Druk af”.
Als u deze werkwijze gebruikt kan u op een goed gekalibreerd beeldscherm op voorhand zien hoe uw illustratie uit de printer zal komen.
Als u zelf afdrukt is het gebruik van CMYK (of omzetten naar CMYK) niet meer nodig.
U kan werken met eender welke RGB (sRGB, Adobe RGB, Prophoto RGB), CMYK of zelfs Lab kleuren.
Ga naar “Weergave” en kies de optie “Instellen proef” en daarna de optie “Aanpassen…”.
In het venster dat dan opent kiest u naast
“Na te bootsen apparaat” uw eigen printerprofiel voor het papier waarop u gaat afdrukken..
Let op! “RGB nummers behouden” MOET uitgevinkt worden!!!
Kies naast “Rendervoorkeur” de optie “Relatief colorimetrisch”.
Als u het vinkje naast “Voorvertoning” aanzet ziet u hoe de kleuren op uw printer zullen afgedrukt worden.
Voor papieren met veel optische witmakers is het soms handig om het vinkje naast “Papierkleur simuleren” aan te zetten. “Zwarte inkt simuleren” wordt automatisch mee aangevinkt.
Voor matte fine-art papieren is het soms handig om het vinkje naast “Zwarte inkt simuleren” aan te zetten.
Klik “OK” als de instellingen voldoen aan uw wensen.
!RGB nummers behouden kan uw kleuren heel erg veranderen!
Relatief Colorimetrisch geeft de kleinste kleurverandering,
U hoeft uw ontwerp niet om te zetten naar het eigen printerprofiel, deze omzetting gebeurt automatisch bij het afdrukken.
Ga naar “Bestand” en kies de optie “Afdrukken” of gebruik de sneltoets “Ctrl + P” op Windows of “CMD + P” op Mac.
Alle instellingen zoals het papierformaat en de schaling kan u doen voor u naar het kleurbeheer gaat.
Ga naar het onderdeel “Kleurbeheer”
Kies eerst de juiste printer.
Kies naast “Kleurverwerking” de optie “Illustrator kleuren laten bepalen”.
Kies naast “Printerprofiel” het eigen printerprofiel dat overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
Kies naast “Rendervoorkeur” de optie “Relatief colorimetrisch”
!!! RGB nummers behouden MOET uitgevinkt worden!!!
Klik dan onderaan op “Instellen” (rechts van “Instelling”.
Als u een waarschuwingsvenster krijgt, klikt u op “Doorgaan”.
Op Mac zijn alle printerinstellingen hetzelfde, ongeacht de printer.
Kies het onderdeel “Kleurevenaring”.
De onderdelen “Colorsync” en “Epson (of Canon of…) Kleurcontrole” zullen niet grijs staan. Let er gewoon op dat u altijd de kleurcontrole van het printermerk aanvinkt.
Kies het onderdeel “Printerinstellingen” en het tabblad “Standaard”.
Kies naast “Afdrukmateriaal” het papier dat het beste overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
De onderdelen “Inkt”, “Kleur” en “Kleurinstellingen” moeten grijs staan.
De optie “16 bits/kanaal” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
Kies de gewenste afdrukkwaliteit of resolutie.
De optie “Hoge snelheid” mag aangevinkt staan, u zet deze enkel uit als het papier niet snel genoeg droogt, om te vermijden dat natte inkt over het papier gesleept wordt.
Als u deze instelling nog niet had opgeslagen toen u de testkaart heeft afgedrukt, dan kan u ze best nu opslaan. Zo kan u later dezelfde instellingen hergebruiken wanneer u op hetzelfde papier afdrukt.
Kies naast “Instellingen” de optie “Bewaar huidige instellingen als voorinstelling…”
Geef de instelling een duidelijk herkenbare naam en klik dan op “Opslaan”.
Als alle instellingen in orde zijn klikt u op “Druk af”.
U komt dan terug in het afdrukvenster van Illustrator.
Controleer nog eens goed de instellingen die u daar nodig heeft en klik dan op “Afdrukken”.
We hebben de grootste zorg besteed aan het samenstellen van deze handleidingen, mocht u desondanks nog fouten vaststellen kan u dat melden via onze contactpagina.
De producten van XRite worden nu verkocht onder de verzamelnaam ‘Calibrite’ en de merknaam ColorChecker.
De producten en de software zijn hetzelfde gebleven (mits minieme aanpassingen) en werken daarom op dezelfde manier als de vroegere XRite i1 en ColorChecker.
Op een goed gekalibreerd beeldscherm kan u op voorhand zien hoe uw foto uit de printer zal komen.
Ga naar “Weergave” en kies de optie “Instellen proef” en daarna de optie “Aangepast”.
In het venster dat dan opent kiest u naast
“Te simuleren apparaat” uw eigen printerprofiel voor het papier waarop u gaat afdrukken..
Kies naast “Rendering intent” de optie “Relatief colorimetrisch” en vink de optie “Compensatie zwartpunt” aan.
Als u het vinkje naast “Voorvertoning” aanzet ziet u hoe de kleuren op uw printer zullen afgedrukt worden.
Voor papieren met veel optische witmakers is het soms handig om het vinkje naast “Papierkleur simuleren” aan te zetten. “Zwarte inkt simuleren” wordt automatisch mee aangevinkt.
Voor matte fine-art papieren is het soms handig om het vinkje naast “Zwarte inkt simuleren” aan te zetten.
U kan deze instellingen opslaan om ze later opnieuw te gebruiken.
Relatief Colorimetrisch geeft de kleinste kleurverandering, Perceptueel kan het contrast van de foto fel veranderen, u kan dat uittesten in dit venster.
U hoeft uw foto niet om te zetten naar het eigen printerprofiel!
U hoeft de kleuromvangwaarschuwing niet aan te zetten!
Klik “OK” als de instellingen voldoen aan uw wensen.
Ga naar “Bestand” en kies de optie “Afdrukken” of gebruik de sneltoets “Ctrl + P” op Windows of “CMD + P” op Mac.
Kies eerst de juiste printer.
Kies naast “Kleurverwerking” de optie “Photoshop beheert kleuren”.
Kies naast “Printerprofiel” het eigen printerprofiel dat overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
De optie “16 bits gegevens verzenden” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
Kies naast “Rendering intent” de optie “Relatief colorimetrisch) en zet het vinkje naast “Zwart punt compenseren” aan.
De papiergrootte, de positie en de schaling moet u zelf instellen in functie van het papier dat u gaat gebruiken.
De uiteindelijke “Afdrukresolutie” moet 240 PPI of meer zijn om een scherpe afdruk te bekomen.
Klik dan bovenaan op “Afdrukinstellingen”.
Op Mac zijn alle printerinstellingen hetzelfde, ongeacht de printer.
Kies de juiste printer.
Kies het juiste papierformaat.
Kies het onderdeel “Kleurevenaring” (onder het papierformaat).
De onderdelen “Colorsync” en “Epson (of Canon of…) Kleurcontrole” moeten grijs staan. Is dat niet het geval, dan moet u terugkeren naar Photoshop en daar eerst de optie “Photoshop beheert kleuren” kiezen.
Kies het onderdeel “Printerinstellingen” en het tabblad “Standaard”.
Kies naast “Afdrukmateriaal” het papier dat het beste overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
De onderdelen “Inkt”, “Kleur” en “Kleurinstellingen” moeten grijs staan.
De optie “16 bits/kanaal” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
De optie “Hoge snelheid” mag aangevinkt staan, u zet deze enkel uit als het papier niet snel genoeg droogt, om te vermijden dat natte inkt over het papier gesleept wordt.
Kies de gewenste afdrukkwaliteit of resolutie.
Als u deze instelling nog niet had opgeslagen toen u de testkaart heeft afgedrukt, dan kan u ze best nu opslaan. Zo kan u later dezelfde instellingen hergebruiken wanneer u op hetzelfde papier afdrukt.
Kies naast “Instellingen” de optie “Bewaar huidige instellingen als voorinstelling…”
Geef de instelling een duidelijk herkenbare naam en klik dan op “OK”.
Als alle instellingen in orde zijn klikt u op “Opslaan”.
U komt dan terug in het afdrukvenster van Photoshop.
Controleer nog eens goed de instellingen die u daar nodig heeft en klik dan op “Afdrukken”.
Het afdrukvoorbeeld in het afdrukvenster van Photoshop geeft de kleuren niet altijd nauwkeurig weer (bij elke nieuwe versie loopt dit wel mis — meestal wordt dit na enkele updates opgelost).
Vertrouw dus niet blindelings op die voorvertoning! Als u de elektronische proef gebruikt (zie hoger) dan heeft u een betrouwbare voorvertoning.
De gemakkelijkste manier om een afbeelding te openen in Colorsync Hulpprogramma is de volgende:
Rechtsklik (of Ctrl + Klik) op de afbeelding en kies: “Open met” en daarna de optie “Colorsync-hulpprogramma.app”.
Als u deze werkwijze gebruikt kan u op een goed gekalibreerd beeldscherm op voorhand zien hoe uw document of ontwerp uit de printer zal komen.
Klik onderaan links op het eerste gedeelte en kies de optie: “Stem af op profiel”.
Klik daarna onderaan links op het tweede gedeelte, en kies de optie: “Uitvoer” en zoek dan uw eigen printerprofiel in de lijst.
Klik dan rechtsonder naast “Doel” op de afrollijst en kies achtereenvolgens de opties “Relatief colorimetrisch” en daarna “Compensatie zwartpunt”.
Klik dan op “Pas Toe”.
Relatief Colorimetrisch geeft de kleinste kleurverandering,
Ga naar “Archief” en kies de optie “Afdrukken” of gebruik de sneltoets “Ctrl + P” op Windows of “CMD + P” op Mac.
Als de getoonde instellingen niet zichtbaar zijn moet u eerst op de knop “Toon details” klikken onderaan links in het venster.
Kies eerst de juiste printer.
Kies het gewenste papierformaat, en de juiste richting.
Stel in of het beeld geroteerd en vergroot of verkleind moet worden.
Kies naast “Kleur” de optie “Stem vooraf af op printerprofiel”.
Kies naast “Doel” relatief colorimetrisch en vink de optie “Gebruik compensatie zwartpunt” aan.
Ga naar het onderdeel “Kleurevenaring”.
Zet het bolletje bij “Colorsync” aan indien dit niet aan stond.
Klik op de lijst naast “Profiel”. Als uw eigen profiel er nog niet staat kiest u de optie “Andere profielen…”.
Zoek en kies uw eigen printerprofiel in de lijst en klik dan “OK”.
Zorg ervoor dat uw eigen printerprofiel nu zichtbaar is naast “Profiel:”.
Op Mac zijn alle printerinstellingen hetzelfde, ongeacht de printer.
Kies het onderdeel “Printerinstellingen” en het tabblad “Standaard”.
Kies naast “Afdrukmateriaal” het papier dat het beste overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
Het onderdelen “Inkt” zal meestal grijs staan.
De optie “16 bits/kanaal” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
De onderdelen “Kleur” en “Kleurinstellingen” moeten grijs staan.
Kies de gewenste afdrukkwaliteit of resolutie.
De optie “Hoge snelheid” mag aangevinkt staan, u zet deze enkel uit als het papier niet snel genoeg droogt, om te vermijden dat natte inkt over het papier gesleept wordt.
Als u deze instelling nog niet had opgeslagen toen u de testkaart heeft afgedrukt, dan kan u ze best nu opslaan. Zo kan u later dezelfde instellingen hergebruiken wanneer u op hetzelfde papier afdrukt.
Kies naast “Instellingen” de optie “Bewaar huidige instellingen als voorinstelling…”
Geef de instelling een duidelijk herkenbare naam en klik dan op “Opslaan”.
Als alle instellingen in orde zijn klikt u op “Opslaan”.
U komt dan terug in het afdrukvenster van Colorsync.
Controleer nog eens goed de instellingen die u daar nodig heeft en klik dan op “Afdrukken”.
Als uw foto’s er anders uitzien op een pc (met Windows) en op een Mac,
dan is dat meestal te wijten aan het profiel dat in je foto ingesloten zit.
(De oude) Windows verkenner kan geen ProphotoRGB of AdobeRGB juist weergeven, het oudere fotoprogramma van Windows ook niet, wegens het ontbreken van kleurbeheer.
Ook profielen met versie 4 worden soms niet juist omgezet in Windows.
(Zie voorbeeld hieronder)
Best bekijkt u ook in Windows de foto’s in Adobe Bridge, Photoshop of Lightroom Classic.
Er zou dan geen verschil mogen zijn.
Wat is daarnaast de beste oplossing hiervoor?
U moet als LAATSTE stap in uw bewerkingen de foto’s converteren naar sRGB en dit profiel ook insluiten, dan zou er in Windows (theoretisch) geen probleem meer mogen zijn,
Doe dit enkel wanneer er geen bewerkingen meer moeten gebeuren.
Deze omzetting moet u ook doen om foto’s naar een labo te sturen of om op een website te publiceren.
Hoe doet u dat?
1. In Adobe Bridge:
2. In Adobe Photoshop:
3. In Adobe Lightroom Classic
LET OP! Ik herhaal dat u de foto’s pas mag omzetten NA de bewerking, anders wordt de kwaliteit slechter bij elke bijkomende bewerking.
Alle instellingen die niet gemarkeerd zijn mag je zelf bepalen, in functie van wat je wil bereiken.
De instellingen gemarkeerd met een rode pijl zijn noodzakelijk.
Op een goed gekalibreerd beeldscherm kan u op voorhand zien hoe uw foto uit de printer zal komen.
Ga naar “Weergave” en kies de optie “Proof-profiel” en kies daarna in de lijst het profiel dat overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
De rendering intent aanpassen doet u in de voorkeuren.
Ga naar het tabje “Kleur” en kies de gewenste intent naast “Rendering intent”.
Relatief Colorimetrisch is de standaard instelling in Capture 1.
Deze geeft de kleinste
kleurverandering,
Perceptueel kan het contrast van de foto fel veranderen en is af te raden als kleurnauwkeurigheid nodig is.
U hoeft uw foto niet om te zetten naar het eigen printerprofiel!
Sluit het venster “Voorkeuren” als de instellingen voldoen aan uw wensen.
Ga naar “Bestand” en kies de optie “Afdrukken” of gebruik de sneltoets “Ctrl + P” op Windows of “CMD + P” op Mac.
Als u meerdere printers heeft, moet u eerst op “Afdrukinstellingen” klikken om de juiste printer te kunnen kiezen.
U moet daarna op “Pagina-instellingen” klikken om het juiste papierformaat te kiezen.
Kies naast “Kleurprofiel” het eigen printerprofiel dat overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
Kies naast “Rendering intent” de optie “Relatief colorimetrisch” en zet het vinkje naast “Zwartpunt compensatie” aan.
Alle andere instellingen moet u zelf kiezen in functie van het papierformaat en de gewenste afdruk.
Klik dan terug op “Afdrukken”, waarna je eerst in de afdrukinstellingen terecht komt.
Op Mac zijn alle printerinstellingen hetzelfde, ongeacht de printer.
Kies de juiste printer.
Kies het juiste papierformaat.
Kies het onderdeel “Kleurevenaring” (onder het papierformaat).
De onderdelen “Colorsync” en “Epson (of Canon of…) Kleurcontrole” moeten grijs staan. Is dat niet het geval, dan moet u terugkeren naar Photoshop en daar eerst de optie “Photoshop beheert kleuren” kiezen.
Kies het onderdeel “Printerinstellingen” en het tabblad “Standaard”.
Kies naast “Afdrukmateriaal” het papier dat het beste overeenkomt met het papier waarop u gaat afdrukken.
De onderdelen “Inkt”, “Kleur” en “Kleurinstellingen” moeten grijs staan.
De optie “16 bits/kanaal” is optioneel, niet alle printers ondersteunen 16 bits. Sommige printers kunnen zelfs slechte afdrukken opleveren als deze optie aan staat.
De optie “Hoge snelheid” mag aangevinkt staan, u zet deze enkel uit als het papier niet snel genoeg droogt, om te vermijden dat natte inkt over het papier gesleept wordt.
Kies de gewenste afdrukkwaliteit of resolutie.
Als u deze instelling nog niet had opgeslagen toen u de testkaart heeft afgedrukt, dan kan u ze best nu opslaan. Zo kan u later dezelfde instellingen hergebruiken wanneer u op hetzelfde papier afdrukt.
Kies naast “Instellingen” de optie “Bewaar huidige instellingen als voorinstelling…”
Geef de instelling een duidelijk herkenbare naam en klik dan op “OK”.
Als alle instellingen in orde zijn klikt u op “Opslaan”.
U komt dan terug in het afdrukvenster van Capture1.
Controleer nog eens goed de instellingen die u daar nodig heeft en klik dan op “Afdrukken”.
Deze website maakt gebruik van cookies. Ons privacybeleid is eenvoudig: wij sturen u niets als u daar niet expliciet om vraagt en we geven uw gegevens niet aan derden!
Ce site web utilise des cookies. Notre politique de confidentialité est simple: nous ne vous enverrons rien si vous ne le demandez pas explicitement et nous ne donnerons pas vos données à des tiers!